Wijkteams…. waar gaan we naartoe?

wijkteams
Als “blogger” vraag je je wel eens af of je in het luchtledige zit te schrijven of dat mensen ook echt je stukjes lezen. Mijn vorige “post” heeft mij bevestigd dat ik volgers heb. Ik bleek een gevoelige snaar te hebben geraakt wat betreft de emoties van mensen die alle veranderingen in het sociale domein moeten ondergaan en er heel wat taken “zomaar” bij hebben gekregen. Van sommige mensen ontving ik zelfs een bedankje voor de erkenning.
Ook mijn gevoel dat er voor de wijkteams de komende tijd nog heel wat werk aan de winkel is, werd bevestigd. Casuïstiek lijkt “op te stropen”, bijvoorbeeld doordat organisaties zaken te lang bij zich houden (uit onbekendheid met de nieuwe werkwijze, of uit angst voor bemoeienis). Als uiteindelijk wordt opgeschaald is de problematiek soms zo ernstig dat er direct zware maatregelen nodig zijn. Uit de reacties bleek helaas ook dat ik niet de enige ben die bang is dat er de komende tijd ongelukken zullen gebeuren.
Zoals ik al eerder schreef, is vorig jaar op alle fronten heel hard gewerkt om er voor te zorgen dat de deadline voor de decentralisaties op 1 januari werd gehaald. De grote lijnen stonden uiteindelijk en iedereen haalde opgelucht adem.
Nu we een half jaar verder zijn wordt om mij heen druk geëvalueerd. Wat is de stand van zaken en hoe willen we verder? Kunnen de wijkteams hun taken aan? Jeugd- en volwassenenteams apart, of 0-100? Hoe staat het met de wachtlijsten? Van wie “zijn” die wijkteams nu eigenlijk, en van wie is de casuïstiek? Welke rechten hebben de gemeenten bij het stellen van vragen? Leggen de deelnemers van het wijkteam verantwoording af aan hun moederorganisaties of aan de gemeente? Wat is er geregeld met betrekking tot privacy en convenanten? Zijn alle aspecten waarmee burgers te maken hebben gedekt in de huidige wijkteams, of ontbreekt er nog iets? Is het beleid “klaar” of zijn we nog maar net gestart?
Afgelopen week vond in Ede een congres plaats met als titel: “Wijkteams, de onmisbare schakel?”, dat was georganiseerd door HOEZO!-congressen. Inspirerende sprekers waren Marion Matthijssen, socioloog en onderzoeker sociale wijkteams en wijkaanpak, Marco Florijn, oud-wethouder en voorzitter Programmaraad gebiedsgericht werken in het sociale domein, Aletta Winsemius, “participatie-expert” bij Movisie en Nelly Labrie, manager Maatschappelijke Dienstverlening MDRplus in Rotterdam. Zelf was ik uitgenodigd om inhoudelijke discussies van de deelnemers in goede banen te leiden.
Het bleek een “vruchtbare” dag te zijn, waarvan de uitkomsten voor een groot deel aansloten bij mijn eigen ervaringen en indrukken. Mijn (persoonlijke) inventarisatie van de conclusies en aanbevelingen wil ik hieronder dan ook graag delen.
  • “De gemeente begrijpt niet waar het over gaat, er zijn teveel regels”, zei een deelnemer die werkt in de praktijk.
    “Als “boven” niet goed geregeld is, kan “onder” niet goed werken”, zei een beleidscollega van dezelfde organisatie in de volgende ronde.
  • De wereld van het beleid spreekt regelmatig een andere taal dan de wereld van de praktijk; beleid heeft moeite om mee te gaan in de dynamiek van de praktijk.
  • De visie van waaruit wordt gewerkt in de wijkteams is niet bij alle partijen even helder (of wordt niet breed gedragen).
  • Uit angst om “afgerekend” te worden op resultaten (bijvoorbeeld bij aanbestedingen), worden niet alle signalen gedeeld.
  • De “schakels” tussen beleid en praktijk zijn belangrijk bij het overbrengen van praktijksignalen náár beleid en in de praktijk brengen vàn beleid, maar die schakels werken nog niet altijd even goed of ontbreken zelfs.
  • Aparte wijkteams lijken achterhaald; zij worden steeds meer samengevoegd in 0-100 teams (met daarbinnen eigen “expertises”) omdat volwassen- en jeugdproblematiek niet los van elkaar kunnen worden gezien.
  • Regels moeten meer worden losgelaten; zoek grenzen op (ga daar overheen…) en kleur buiten de lijntjes, kijk naar mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden.
  • De volgende stap: de (0-100) wijkteams zijn nu alleen gericht op hulpverlening en zorg, maar hierin moeten in de nabije toekomst “werk & inkomen”, als nieuwe expertise, worden vervlochten.
We zijn dus inderdaad nog lang niet klaar. Beleid én praktijk moeten verder worden ontwikkeld; de lange termijn en continuïteit zijn belangrijk voor het uiteindelijke succes.